- gemakkelijk
- {{gemakkelijk}}{{/term}}I 〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 [zonder moeite, niet moeilijk] easy2 [gerieflijk] comfortable ⇒ convenient 〈regeling enz.〉♦voorbeelden:1 de gemakkelijkste weg kiezen • take the line of least resistancedat gaat niet zo gemakkelijk • it's not as easy as thatzij hebben het niet gemakkelijk • they don't have an easy time of itdat is gemakkelijker gezegd dan gedaan • that's easier said than donedat is gemakkelijk te leren • it's easy to learngemakkelijk leren • learn easilydat maakt het er niet gemakkelijker op • that doesn't make things any easierhet zichzelf gemakkelijk maken • make things easy for oneselfiets te gemakkelijk opnemen • not take something seriously enoughjij hebt gemakkelijk praten! • it's all very well for you to talk!het werk valt hem gemakkelijk • the work comes easy to himzo gemakkelijk als wat • a piece of cake2 een gemakkelijke stoel • 〈soort stoel〉 an easy chair; 〈een die gemakkelijk zit〉 a comfortable chairgemakkelijk zitten • be comfortable; 〈kleren ook〉 be an easy fitiets gemakkelijks aantrekken • put on something comfortableII 〈bijvoeglijk naamwoord〉1 [met betrekking tot personen] easy ⇒ easy-going♦voorbeelden:1 gemakkelijke kinderen • children that/who are no troublegemakkelijk in de omgang • easy to get on withIII 〈bijwoord〉1 [zeer wel mogelijk] well ⇒ easily♦voorbeelden:1 er kunnen gemakkelijk nog mensen onder het puin liggen • there may well be people under the rubble still
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.